Actueel

GLDK Attendering nr. 5; Opzienbarende uitspraken binnen het arbeidsrecht

Hierna volgen enkele opzienbarende uitspraken die de afgelopen tijd op het gebied van het arbeidsrecht zijn verschenen.


Ontslaan doe je met beleid

Als een werkgever een werknemer betrapt op een strafbaar feit, bijvoorbeeld diefstal, dan zal de werkgever de werknemer veelal op staande voet willen ontslaan. Als ontslag op staande voet volgt dan kan de werknemer nog zes maanden lang de nietigheid ervan inroepen. Dit betekent een onzekere periode voor de werkgever. Een werkgever doet er in de meeste gevallen verstandig aan een procedure bij de kantonrechter te starten, waarin verzocht wordt om de arbeidsovereenkomst te ontbinden voor het geval later mocht blijken dat het ontslag op staande voet geen stand houdt. Als de arbeidsovereenkomst door een rechter wordt ontbonden, schept dat duidelijkheid en beperk je loonaanspraken van de werknemer. Indien het ontslag op staande voet achteraf bezien ten onrechte is gegeven dan ben je als werkgever enkel het salaris enzovoorts verschuldigd tot de datum van de ontbinding. Bij de kantonrechter Haarlem was recent een dergelijke ‘ontbinding voor zover vereist’ aan de orde (Rechtbank Haarlem, sector Kanton d.d 18 maart 2013, LJN: BZ8493).

De werknemer werkt als chauffeur bij een bedrijf dat zich bezig houdt met afvalverwerking. De werknemer is onder meer werkzaam op het afvalbergstation.

Eind 2012 laat de werkgever onderzoek doen naar het meenemen van afval door haar medewerkers. Uit video-opnamen blijkt dat de werknemer een mountainbike en een skelterwiel heeft meegenomen. De werkgever ontslaat de werknemer vervolgens op staande voet. Drie dagen later roept de werknemer de nietigheid van het ontslag in, waarna de werkgever een verzoek tot ontbinding voor zover vereist indient. De grond daarvoor is primair de diefstal. Subsidiair stelt de werkgever dat het vertrouwen volledig is komen te vervallen omdat de werknemer zonder toestemming zaken heeft meegenomen.

De werknemer stelt dat het niet nodig was om vooraf schriftelijke toestemming te krijgen. Dat gebeurde ook regelmatig achteraf. Volgens de werknemer waren de werknemers daarnaast nooit rechtstreeks geïnformeerd dat zij niets meer mee mochten nemen. De aanvraagformulieren waren nog altijd in gebruik. Daarbij komt dat de zaken geen enkele waarde vertegenwoordigden en hij er geen handel mee heeft gedreven.

De kantonrechter oordeelde dat geen sprake is van een dringende reden. Volgens de kantonrechter had de werkgever de werknemers op een duidelijke wijze moeten informeren dat het beleid was gewijzigd (eerst diende toestemming door de werkgever te worden gegeven middels een formulier, later is in het algemeen door de werkgever gemeld dat nooit afval meegenomen zou mogen worden) en dat het meenemen van zaken niet langer was toegestaan. Mede doordat de formulieren nog steeds in gebruik waren, was geen sprake van een strikt bedrijfsbeleid. Daarnaast waren andere werknemers, die ook zaken hadden meegenomen, bestraft met een salarisvermindering. De kantonrechter oordeelde daarom dat de handelwijze weliswaar verwijtbaar is, maar dat het geen grond voor ontbinding vormt.

In deze uitspraak wordt het belang van een duidelijk en strikt beleid weer eens onderstreept. Als dat er niet is of als het niet bij iedere werknemer wordt toegepast, dan is de kans groot dat bij overtreding ervan een ingrijpende maatregel als ontslag (op staande voet) geen stand houdt. Het is dan ook heel belangrijk om het beleid eenduidig op papier te zetten. Ook dient dit beleid op frequente basis onder de aandacht van de werknemers te worden gebracht en dient de werkgever ook daadwerkelijk te handhaven.


Een bedrijfsongeval door een ZZP-er? Opdrachtgever vaak aansprakelijk, zelfs bij ZZP-er "in tweede verband"

Ruim een jaar geleden kwam de Hoge Raad met een baanbrekend arrest dat tot zeer veel discussie heeft geleid. In dit zogeheten Davelaar/Allspan Benelux arrest van 23 maart 2012 bepaalde de Hoge Raad namelijk dat een hoofdaannemer aansprakelijk kan zijn voor schade die een zogenaamde ZZP-er als gevolg van een bedrijfsongeval is overkomen.

Hoe was het toch mogelijk dat een bouwonderneming aansprakelijk kon zijn voor schade van een ZZP-er wanneer die ZZP-er, nota bene een zelfstandig ondernemer, bij de uitoefening van zijn werk een bedrijfsongeval was overkomen? Een ZZP-er is immers een zelfstandig ondernemer die zelf de keuze heeft om zich te verzekeren tegen de gevolgen van bedrijfsongevallen. Wanneer een ZZP-er er om zijn moverende reden voor kiest een dergelijke verzekering niet af te sluiten, dan zou het toch niet mogelijk moeten zijn dat de ZZP-er dat zelf gekozen risico vervolgens kan afwentelen op de hoofdaannemer?

Er bestaat een voorwaarde voor het ontstaan van aansprakelijkheid van de hoofdaannemer jegens de ZZP-er die een bedrijfsongeval is overkomen:de ZZP-er moet zijn werkzaamheden hebben verricht in het kader van 'de beroeps- of bedrijfsuitoefening' van de opdrachtgever/hoofdaannemer. Het moet dus gaan om werkzaamheden die de ZZP-er heeft verricht die de hoofdaannemer zelf ook zou kunnen verrichtten, heeft verricht of werkzaamheden die in het verlengde daarvan liggen. Als de hoofdaannemer/het bouwbedrijf alle disciplines in huis heeft en voor één van die disciplines geen werknemer maar een ZZP-er inschakelt, dan voldoet de hoofdaannemer aan de gestelde voorwaarde en kan hij/zij aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het door de ZZP-er overkomen bedrijfsongeval. Een bouwbedrijf dat een gespecialiseerde ZZP-er inschakelt en dat specialisme niet zelf 'in huis heeft' voldoet niet zonder meer aan die voorwaarde.

De verontwaardiging in bouwend Nederland na voormeld arrest zal na de uitspraak van de Rechtbank Oost-Nederland in Kort Geding van 28 maart 2013 (LJN: BZ5803) nog wel toenemen. Die Rechtbank ging namelijk nog verder dan de Hoge Raad:

In dat geval ging het om een hoofdaannemer die een deel van het werk had uitbesteed aan een (eerste) ZZP-er, die op zijn beurt weer een onderdeel van zijn werk aan een andere (de tweede) ZZP-er had opgedragen. De tweede ZZP-er kreeg een bedrijfsongeval waarvoor hij zijn opdrachtgever (eerste ZZP-er) alsook de hoofdaannemer aansprakelijk hield.

De Rechtbank Oost-Nederland interpreteerde artikel 7:685 lid 4 BW als volgt: 'Deze bepaling strekt ertoe personen te beschermen die zich, voor wat betreft de door de werkgever in acht te nemen zorgverplichtingen, in een met een werknemer vergelijkbare positie bevinden. Dit brengt mee dat artikel 7:658 lid 4 BW zich voor toepassing leent indien de persoon die buiten dienstbetrekking werkzaamheden verricht, voor de zorg voor zijn veiligheid (mede) afhankelijk is van degene voor wie hij die werkzaamheden verricht.'

De Rechtbank oordeelde dat het feit dat de tweede ZZP-er zijn werk verrichtte in opdracht van een andere eerste ZZP-er niet aan aansprakelijkheid (vanwege schending van de zorgverplichting uit artikel 7:658 lid 4 BW) van de hoofdaannemer in de weg staat.

De Rechtbank heeft de feiten in deze kort geding procedure niet voldoende kunnen vaststellen, zodat de vorderingen van de tweede ZZP-er werden afgewezen.

In de bodemprocedure zal waarschijnlijk duidelijk worden of de oorzaak van het ongeval voortvloeide uit omstandigheden waarvoor de hoofdaannemer dan wel waarvoor de eerste ZZP-er verantwoordelijk was.

Een hoofdaannemer kan dus zelfs aansprakelijk worden gehouden voor schade die een tweede in de keten van ingeschakelde ZZP-ers is overkomen, indien het ongeval zijn oorzaak vindt in omstandigheden waarvoor de hoofdaannemer verantwoordelijk is.

LinkedIn Share

Artikelen



Stel hier uw vragen voor het gratis spreekuur online

Volg ons op:


Stel hier uw vragen voor het gratis spreekuur online



Wilt u voor een goede en snelle beantwoording s.v.p. de onderstaande gegevens invullen?









Hartelijk dank voor uw bericht.

Helaas is er iets misgegaan met het versturen van uw bericht, probeer het nogmaals of neem contact met ons op.