Actueel

GLDK Attendering nr. 11; Wet hervorming kindregelingen en gevolgen kinderalimentatie


Wet hervorming kindregelingen; aanleiding voor wijziging van uw kinderalimentatie?

Per 1 januari 2015 is de Wet hervorming kindregelingen in werking getreden. Het doel van de wetswijziging is het stelsel van de kinderregelingen te vereenvoudigen, de arbeidsparticipatie te verhogen en inkomensondersteuning te bieden waar die het hardst nodig is (bron: memorie van toelichting bij de Wet hervorming kindregelingen).

In deze attendering zullen de gevolgen van de inwerkingtreding van de Wet hervorming kindregelingen besproken worden voor zover dit gevolgen heeft voor de hoogte van de kinderalimentatie.
De evt. wijzigingen zullen per geval verschillend uitpakken. Voor velen zal het echter de moeite waard zijn om het vastgestelde bedrag aan kinderalimentatie opnieuw onder de loep te nemen. De advocaten van GLDK Advocaten kunnen u hierbij helpen.
Wilt u weten of de Wet hervorming kindregelingen gevolgen heeft voor de hoogte van het bedrag aan kinderalimentatie? Neem dan voor advies contact op met een van onze advocaten.

Relevante wijzigingen in het stelsel kindregelingen

Het stelsel van kindregelingen is met de intreding van de Wet hervorming kindregelingen teruggebracht naar 4 kindregelingen: kinderbijslag, kindgebonden budget, inkomensafhankelijke combinatiekorting en de kinderopvangtoeslag. Hiermee zijn onder andere de (aanvullende)alleenstaande ouderkorting alsmede de aftrek levensonderhoud kinderen (LOK) komen te vervallen.

Alleenstaande-ouderkop

In plaats van de alleenstaande ouderkorting is de zogenoemde alleenstaande-ouderkop geïntroduceerd. Dit is een inkomensafhankelijke verhoging van het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders met maximaal € 3.050,00 op jaarbasis. De voorwaarden voor het kindgebonden budget, zoals de inkomensgrens, het afbouwpercentage en de vermogenstoets, gelden ook voor de alleenstaande-ouderkop (zie www.belastingdienst.nl).

 

Doorwerking van de alleenstaande ouderkop in de behoefte van het kind

De introductie van de alleenstaande-ouderkop heeft gevolgen voor de berekening van de behoefte van het kind. De behoefte van het kind, ofwel het eigen aandeel van de ouders in de kosten van het kind, wordt bepaald aan de hand van het netto besteedbare gezinsinkomen tijdens het huwelijk/de samenleving of het netto inkomen na (echt)scheiding van de ouder(s) afzonderlijk ingeval dit inkomen van één van de ouders het voormalige gezinsinkomen overschrijdt, te vermeerderen met het kindgebonden budget waarop recht bestond ten tijde van de samenleving. Dit in combinatie met de tabellen uit het rapport ‘Kosten van de kinderen ten behoeve van vaststelling kinderalimentatie’. Het kindgebonden budget waar recht op bestaat in de periode waarvoor de behoefte aan een bijdrage wordt berekend, dient vervolgens in mindering te worden gebracht op het gevonden tabelbedrag.

De Expertgroep Alimentatienormen beveelt aan om het totaalbedrag aan kindgebonden budget (dus inclusief de alleenstaande-ouderkop indien deze wordt ontvangen) in mindering te brengen op het gevonden tabelbedrag. Dit kan ertoe leiden dat in sommige gevallen het kindgebonden budget in de volledige behoefte van het kind voorziet. In een dergelijk geval is er dus geen aanleiding voor het vaststellen van een onderhoudsbijdrage ten laste van de andere niet-verzorgende ouder, aldus de Expertgroep.

Een voorbeeld:
Stel dat de behoefte van het kind (6 jaar) is vastgesteld op € 280,00 per maand. De verzorgende ouder ontvangt met ingang van 1 januari 2015 per maand het maximale bedrag ad € 340,00 aan kindgebonden budget, bestaande uit € 86,00 (basis)kindgebonden budget en € 254,00 aan alleenstaande-ouderkop. Het kindgebonden budget voorziet in dit geval in de gehele behoefte van het kind; de verzorgende ouder krijgt zelfs € 60,00 als ‘extraatje’ en de niet-verzorgende ouder hoeft geen kinderalimentatie te betalen.
In de meeste gevallen, uiteraard afhankelijk van de hoogte van het te ontvangen kindgebonden budget, zal de resterende behoefte enorm dalen. Omdat de vast te stellen kinderalimentatie de behoefte of de draagkracht niet mag overstijgen, zal het bedrag aan kinderalimentatie in de meeste gevallen dan ook een stuk lager uitvallen.

Zorgkorting

Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt rekening gehouden met een zorgkorting. De niet-verzorgende ouder draagt immers ook kosten wanneer het kind bij hem/haar verblijft. De hoogte van de zorgkorting is afhankelijk van het gemiddeld aantal dagen per week dat het kind bij de niet-verzorgende ouder verblijft en betreft een bepaald percentage van de behoefte van het kind (bijvoorbeeld 25% bij gemiddeld twee dagen per week). Na aftrek van de zorgkorting resteert het bedrag aan kinderalimentatie.

Zoals gezegd betreft de zorgkorting een bepaald percentage van de behoefte van het kind. Als uitgangspunt wordt hiervoor genomen de behoefte van het kind na aftrek van het kindgebonden budget, ook wel het eigen aandeel van de ouders in de kosten van het kind. Wegens de intreding van de alleenstaande ouderkop en de gevolgen hiervan op de vaststelling van het eigen aandeel van de ouders in de kosten van het kind, heeft dit als gevolg dat de niet-verzorgende ouder nu aanspraak maakt op een lagere zorgkorting.

Een voorbeeld ter verduidelijking:
In 2014 bedroeg het eigen aandeel van de ouders in de kosten van het kind een bedrag van € 426,00 (behoefte ad € 510,00 minus het kindgebonden budget ad € 84,00 per maand). De niet-verzorgende ouder maakte aanspraak op een zorgkortingspercentage van 15%. De zorgkorting bedroeg € 63,90 (15% van € 426,00).
In 2015 zal de zorgkorting een stuk lager uitvallen. In 2015 bedraagt het eigen aandeel van de ouders in de kosten van het kind in dit voorbeeld een bedrag van € 170,00 (behoefte ad € 510,00 minus het kindgebondenbudget ad € 340,00 per maand). De zorgkorting bedraagt dan € 25,50 (15% van € 170,00). 

Het feit dat de zorgkorting voor de niet-verzorgende ouder nu lager uitvalt, is een vreemde ontwikkeling. Immers behoudt de niet-verzorgende ouder dezelfde kosten; het kind eet niet minder en douchte niet minder.

Aftrek levensonderhoud kinderen (LOK)

Met ingang van 1 januari 2015 is de fiscale aftrek van kosten voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar komen te vervallen. Vóór 1 januari 2015 werd door rechters een bruto bedrag aan kinderalimentatie vastgesteld, een bedrag inclusief het fiscaal voordeel. Met het fiscaal voordeel had de alimentatieplichtige immers extra draagkracht. Nu de aftrek levensonderhoud kinderen is komen te vervallen, kan het zijn dat de alimentatieplichtige niet meer in staat is om het volledige bedrag aan kinderalimentatie te voldoen. Immers is bij de vaststelling van het bedrag aan kinderalimentatie rekening gehouden met de forfaitaire aftrek en zonder wijziging blijft het bedrag ongewijzigd.

Volgens Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Asscher moet in dit soort gevallen een herziening van de alimentatie mogelijk zijn (zo blijkt uit de beantwoording van de Kamervragen d.d. 21 november 2014).

Ter afsluiting

De Expertgroep Alimentatienormen geeft in het laatste rapport alimentatienormen (versie januari 2015) aan dat de invoering van de Wet hervorming kindregelingen aanleiding kan zijn om een wijzigingsverzoek levensonderhoud in te dienen. Naar verwachting zal er dan ook een stroom aan wijzigingsverzoeken worden ingediend bij de rechtbanken.
De rechtbank Den Haag heeft zich bij beschikking d.d. 9 januari 2015 (niet gepubliceerd) uitgelaten over de doorwerking van de alleenstaande ouderkop in de behoefte van het kind; in het specifiek indien er na aftrek van het kindgebonden budget (inclusief alleenstaande-ouderkop) geen behoefte meer bestaat voor kinderalimentatie. De rechtbank wijkt in deze uitspraak af van het advies van de Expertgroep om het kindgebonden budget (inclusief alleenstaande ouderkop) in mindering te brengen op de behoefte. De rechtbank geeft daarbij het volgende aan:

“De rechtbank acht dit niet redelijk en in strijd met het wettelijke uitgangspunt dat ouders gehouden zijn tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen (voor zover hun draagkracht dit toelaat). Maatschappelijk gezien vindt de rechtbank het niet aanvaardbaar dat in de behoefte van een kind volledig zou worden voorzien uit gemeenschapsmiddelen, terwijl er bij de niet primair verzorgende ouder wel draagkracht is om een bijdrage aan het levensonderhoud van zijn of haar kind te leveren.”

De rechtbank geeft voorts aan dat de alleenstaande-ouderkop bedoeld lijkt te zijn als inkomenspolitieke maatregel, hetgeen vergelijkbaar is met de alleenstaande-ouderkorting. Deze heffingskorting werd niet in mindering gebracht van de behoefte. De rechtbank trekt hiermee deze lijn naar de alleenstaande-ouderkop door.

In tegenstelling tot het bovenstaande heeft ons kantoor juist wel de ervaring dat rechters de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen volgen en de alleenstaande-ouderkop dus ook in mindering brengen van de behoefte. Uit jurisprudentie zal dan ook uiteindelijk moeten blijken hoe rechters omgaan met bovengenoemde wijzigingen en welke lijn doorgezet zal worden. Bevorderend voor de rechtszekerheid is het in ieder geval niet.

 

 

LinkedIn Share

Artikelen



Stel hier uw vragen voor het gratis spreekuur online

Volg ons op:


Stel hier uw vragen voor het gratis spreekuur online



Wilt u voor een goede en snelle beantwoording s.v.p. de onderstaande gegevens invullen?









Hartelijk dank voor uw bericht.

Helaas is er iets misgegaan met het versturen van uw bericht, probeer het nogmaals of neem contact met ons op.